“Hoor,” zeg jij,
en je schudt de klanken uit mijn haren
ontkrult mijn tong en laat mij
jouw ochtend zijn.
Wij vallen samen,
in en uit halfslaap
in en uit elkaar.
De dag heeft geen idee
waar hij aan begonnen is.
“Hoor,” zeg jij,
wij liggen tussen toen en later,
en de origami letters
die naar alle kanten buigen.
Wij kronkelen met onze lijven
kleine, nieuwe wegen in witte lakens.
De taal heeft ons niet nodig.
“Hoor,” zeg jij,
“hier horen wij te zijn.”